Stop Kinderarbeid verheugd over initiatiefwet tegen kinderarbeid
Het wordt tijd dat bedrijven die weigeren in actie te komen om kinderarbeid in hun productieketen uit te bannen – bijvoorbeeld bij de productie van kleding, schoenen, hazelnoten, natuursteen of chocola – daarop door de wetgever worden aangesproken.
Stop Kinderarbeid vindt dat zo’n verbod een sluitstuk moet zijn dat aansluit op andere maatregelen om kinderarbeid in productieketens uit te bannen en kinderen op school te krijgen, waaronder vrijwillige initiatieven van bedrijven samen met vakbonden en maatschappelijke organisaties. Ook steun aan programma’s van lokale organisaties – zoals via de Child Labour Free Zone benadering van Stop Kinderarbeid – hoort daarbij. In deze benadering wordt in een specifieke regio met alle betrokkenen – inclusief bedrijven – gewerkt om kinderen naar school te krijgen. Zo worden ‘goedkope’ kinderen van de arbeidsmarkt geweerd, staan hun ouders sterker om een hoger loon te bedingen en wordt armoede bestreden.
Wettelijk sluitstuk
Een wettelijk sluitstuk is nodig, omdat nog veel bedrijven hun verantwoordelijkheid om kinderarbeid aan te pakken niet of onvoldoende nemen en die stok achter de deur blijkbaar nodig hebben. Een wettelijk verbod kan er preventief voor zorgen dat bedrijven zelf in actie komen en daardoor voorkómen dat ze naar de rechter moeten. En, niet onbelangrijk, het vermijdt oneerlijke concurrentie met bedrijven die zich wél actief inzetten om kinderarbeid effectief aan te pakken.
Van Laar zegt terecht dat de meeste consumenten geen producten gemaakt door kinderen willen. Cruciaal is ook dat Nederland zich heeft verbonden aan afspraken zoals de richtlijnen voor bedrijven van de OESO en de VN. Deze verplichten de overheid om mensenrechten te beschermen als die door Nederlandse bedrijven worden geschonden. Als dat vrijwillig niet lukt – en dat is te vaak het geval – dan is de overheid aan zet om de verkoop van deze producten wettelijk te verbieden.
Geen productboycot
Een ‘verkoopverbod’ is overigens iets heel anders is dan een algehele boycot van een bepaald product, of zelfs sector of land. Een boycot van een product of land schaadt ook de producenten die zonder kinderarbeid werken en vernietigt werkgelegenheid van volwassenen. Het voorgestelde verkoopverbod is veel gerichter; het bestraft alleen bedrijven waarvan bewezen kan worden dat zij kinderarbeid in hun productieketen hebben én dit niet grondig aanpakken. Het gaat niet om een incident maar om een structureel probleem in de productieketen.
Hoe het wetsvoorstel vorm gaat krijgen – via bijvoorbeeld het strafrecht of het burgerlijk recht – staat nog ter discussie. Uitgangspunt moet zijn welke methode het meest effectief is om zoveel mogelijk kinderen uit het werk te halen én op school te krijgen. Daarom moet de wet een stevige afschrikkende werking hebben én stimulerend voor bedrijven zijn om nu al pro-actief te werken aan productieketens zonder kinderarbeid en fatsoenlijke arbeidsomstandigheden voor volwassenen.
Graag snel invoeren!
Van Laar zegt dat het bestrijden van kinderarbeid kan leiden tot een te zware lastendruk voor bedrijven. Hiermee wil hij rekening houden bij het ontwerpen van wet- en regelgeving door de wet pas per 2018 in te laten gaan. Dit ‘uitstel’ vinden wij niet terecht. Bedrijven weten nu al dat de overheid van ze verwacht – al is dat nog niet wettelijk afdwingbaar – dat zij kinderarbeid in hun volledige productieketen bestrijden. Bedrijven worden daarbij ook door allerlei initiatieven, vaak mede betaald door de overheid, gesteund. Daarom mag verwacht worden dat bedrijven hun aanpak in 2016 op orde hebben. Wat Stop Kinderarbeid betreft wordt een wettelijk verbod op de verkoop van producten van kinderarbeid daarom zo snel mogelijk ingevoerd en zeker niet later dan in 2016.
>> Klik hier voor de initiatiefnota van PvdA Kamerlid Roelof van Laar.