Tot een paar jaar geleden wist Jacinta Namayanja uit Oeganda niet dat kinderarbeid een slechte zaak was. Nu is ze een van de meest actieve leden van de commissie tegen kinderarbeid.
In 2010 werd Jacinta gevraagd zich aan te sluiten bij een van de kinderarbeidvrije zone-commissies in haar geboortedorp Kitubulu, een gebied met zo'n 8.000 huishoudens in West-Oeganda. "In het begin was ik wel een beetje bang’, vertelt ze. 'Ik wist niets van kinderarbeid. Ik had zelf een jong meisje in dienst als huishoudster. Ze was goedkoop en eenvoudig te instrueren," aldus Jacinta. "In onze gemeenschap was het normaal dat kinderen een bijdrage leverden. Kinderen gingen vissen of ze verzamelden afval."
Maar na maanden van trainingen workshops volgen, begrijpt Jacinta dat kinderarbeid een slechte zaak is. Ze kan zich nog goed het moment herinneren dat dit echt tot haar door drong. Ze volgde een workshop over kinderarbeid toen ze hoorde dat twee kinderen waren verdronken tijdens het vissen in het meer. Jacinta zucht: "Dertien en vijftien jaar oud. Dat raakte me echt." Vanaf dat moment werkt Jacinta onvermoeibaar binnen de gemeenschap om de boodschap over kinderarbeid uit te dragen en ervoor te zorgen dat kinderen naar school gaan. Naast haar reguliere baan als lerares werkt ze twee dagen per week voor de commissie. Het is onbetaald vrijwilligerswerk.
Haar eerste stap was het in kaart brengen van alle werkende kinderen. Dat was niet moeilijk, ze kende alle kinderen van haar dorp goed. Daarna begon het meer gecompliceerde werk: families ervan overtuigen dat ze hun kinderen naar school moesten sturen. "Het is niet eenvoudig om een houding van mensen te veranderen, want ze gedragen zich al heel lang zo", legt ze uit. "Je moet dan vasthoudend zijn en veel tijd steken in het voeren van gesprekken met de families."
Jacinta kan zich haar huisbezoeken aan Siama Bakal, moeder van een jongen (9 jaar) en een meisje (13 jaar), nog goed herinneren. 'De kinderen verkochten vis aan de kant van de weg. Ook tijdens schooluren.' Hun moeder was om te beginnen nogal afhoudend. 'Ze vond ons in het begin niet aardig. Ze beschouwde ons als vreemden.' Maar Jacinta bleef Siama bezoeken. Week na week, maand na maand. En met het verstrijken van de tijd, kreeg Siama steeds meer vertrouwen in Jacinta.
Ze begon te luisteren en begreep de consequenties van kinderarbeid. Samen bedachten ze een manier om het lagere inkomen van Siama aan te vullen als haar kinderen naar school zouden gaan. Siama plaatste een kraam aan de voorkant bij haar huis zodat ze zelf vis kon roken en verkopen. Een jaar nadat Jacinta voor het eerst een bezoek bracht aan Siama, gingen haar kinderen naar school.
Tijdens haar huisbezoeken hoort Jacinta vaak dat ouders hun kinderen niet naar school sturen omdat ze arm zijn. Een andere reden die ze hoort is dat meisjes sowieso in het huishouden belanden, dus waarom is het dan nodig om ze op te leiden? "We vertellen hen dat ze aan de toekomst moeten denken. Dat zij deze cyclus van armoede kunnen doorbreken en beëindigen." Rolmodellen – bijvoorbeeld een meisje dat naar school ging en lerares werd – zijn erg belangrijk in deze gesprekken. "Ik ben een van hen," zegt Jacinta wat schuchter.
Maar de vele huisbezoeken en de urenlange gesprekken hebben effect gehad. Bijna alle kinderen in deze regio gaan inmiddels naar school. En ook al is het werk in haar eigen dorp nooit klaar - het is een continue proces - toch besloten Jacinta en de overige commissieleden om naar een nieuw level over te stappen. Zij werden een officiële organisatie, een CBO (Community-Based Organisation). Met deze status kunnen ze in een grotere regio werken en dus ook andere dorpen bereiken. Dit maakt het ook mogelijk om nog meer gedreven mensen zoals Jacinta aan te trekken, om het verhaal door te vertellen en ervoor te zorgen dat alle kinderen naar school gaan.
>> Lees meer over de kinderarbeidvrije zones